De bloei

Boek Leesfragment Interview Recensies Meer

Interview

Interview met Jolande Vogel naar aanleiding van het boek “De bloei”

Je hebt ervoor gekozen in de anonimiteit te blijven. Is dat niet lastig bij de publiciteit van je boeken?

Eerlijk gezegd interesseert publiciteit me niet zo veel. Dus is het ook niet lastig bij de publiciteit voor mijn boeken. Maar op een gegeven moment zal ik toch wel met een wat duidelijker verhaal over mezelf moeten komen. Alleen vind ik het een beetje te vroeg om dat op dit moment, nu het tweede deel nog niet eens officieel is verschenen, al te doen. Ik stel me zo voor “uit de kast te komen” als het derde deel verschijnt. Dat lijkt me dan een mooi moment, want ik ontkom er natuurlijk toch niet aan.

Hoe reageert je omgeving op je kluizenaarsbestaan of valt dat eigenlijk wel mee en ben je alleen voor het grote publiek onbereikbaar?

Voor het grote publiek ben ik inderdaad niet eenvoudig te traceren en dat vind ik voorlopig best zo. Ik heb in mijn leven behoorlijk wat publiciteit gehad, dus dat hoeft voor mij nu even niet meer zo nodig. En mijn omgeving? Ach, ik leef nogal teruggetrokken en alleen de mensen met wie ik af en toe contact heb – meestal de plaatselijke middenstand – weten wel zo’n beetje dat ik boeken schrijf en gaan daar heel ontspannen mee om. Voor hen ben ik gewoon een klant, die als een soort liefhebberij schrijft en die verder van perziken, grillworst, tomatensap, volkorenbrood en dadels houdt. Zoals ook zo veel andere klanten doen.

Ben je intussen al bereid een heel klein tipje van de sluier op te lichten omtrent de identiteit van Jolande Vogel?

Zie ook het antwoord op vraag 1. Ik wil best de sluier een stukje oplichten, maar het lijkt me niet verstandig om dat vóór het verschijnen van deel 3 te doen. Ach, en misschien genereert zo’n opgelichte sluier ook wel weer publiciteit. Goed voor de verkoop, denk ik dan maar, en verder ben ik natuurlijk net zo ijdel als veel andere auteurs.

Wie is die vriendin van jou die de opkomst en de neergang van de horecakeizer van dichtbij heeft meegemaakt?

Zij is de Becky Wolderink die ik in deel 1 op pagina 4 bedank. Haar echte naam geef ik niet, maar het is de vrouw van de oudste zoon van “Lex Presser” (Geert in het verhaal). Die heeft, of had in elk geval, een goed contact met de tweede vrouw van Lex (Thérèse in het verhaal). Van haar heeft mijn zegsvrouw dus een groot aantal verhalen over de echte Lex Presser (wiens naam ik ook niet onthul) gehoord. Bijna al die verhalen heb ik verwerkt in de boeken, maar vergeet niet dat “De Molen” vooral fictie is en alleen maar gebaseerd op het leven van de hoofdperso(o)n(en). Niettemin bestaat het restaurant wel degelijk en ook het tweede hotel-restaurant dat Lex weet te verwerven, bestaat. De namen zijn hooguit een beetje veranderd, maar de echte Lex zou daar ook werkelijk de scepter hebben gezwaaid. Wel heb ik me af en toe een tongue-in-cheekuitstapje gepermitteerd. Zo dragen nogal veel van de bijfiguren in de boeken de namen van leerkrachten en rectoren van het Eerste Christelijk Lyceum in Haarlem, vooral ten tijde van de vervlogen jaren toen ik daar kennis opdeed. Ik stel me zo voor dat het wel wat Aha-Erlebnisse zal oproepen bij sommige lezeressen van mijn leeftijd, die ook op die school hebben gezeten! Maar het blijft een roman en staat dus vol fictie. Ook de nogal desastreuze afloop van deel 3 van de trilogie komt uit mijn persoonlijke koker en dat is maar goed ook…

Waarom vond je dit verhaal interessant genoeg om er een trilogie van te maken?

Ja, dat is deels in overleg met de uitgever gebeurd. Maar het lag ook voor de hand: ik had zó ontzettend veel te vertellen – en het werd gedurende het maken van de synopsis alleen maar meer – dat je dat niet allemaal in één boek moet gaan proppen, om het behapbaar te houden. Bovendien valt het verhaal organisch al in drie delen uiteen: de opkomst, de bloei en de ondergang van de horecafamilie. Je zou bij wijze van spreken zelfs elk deel los van de andere twee kunnen lezen.

Hoe gaat het met je levensgezel kater Josje? Is hij altijd tijdens het schrijven aanwezig en lees je wel eens wat aan hem voor?

Nou, “levensgezel” is wat teveel gezegd, “huisdier” is beter. Josje is trouwens helaas vorig jaar overleden, bijna veertien jaar oud. In het tweede deel introduceer ik zijn opvolger, ook een kater, of eigenlijk ex-kater, die nu vier jaar oud is en die ik Youp heb genoemd. Hij ligt nogal eens tussen het toetsenbord en het beeldscherm van mijn computer op zijn rug te spinnen, terwijl ik aan het schrijven ben, maar voorlezen? Onzin! Het beest snapt daar immers helemaal niets van.

Pages: 1 2 3 4 5