Blauwe sneeuwpoppen

Boek Leesfragment Interview Recensies

Leesfragment

“Slaap je, ben je in gedachten verzonken of droom je over een prins op een wit paard?” klonk het opeens naast haar.
Molly schrok ervan. Ze had niet gemerkt dat Bennet was opgestaan van zijn stoel en naast haar op zijn hurken was komen zitten. Was hij zo goed in onopvallend van plaats wisselen, of was zij gewoon te ver in haar eigen gedachten verdwaald geweest?
Ze wendde zich tot Bennet, die haar onderzoekend aankeek. Dat ene moment in de sneeuw dook weer op in haar hoofd. Ze duwde die gedachte weer ruw van zich af.
“Ik droomde van de prins op het witte paard en jij hebt mij daaruit weggesleurd door mij in de harde werkelijkheid terug te plaatsen,” zei ze. Ze praatte op zachte toon.
“Als je iets wits wilt zien, hoef je maar naar buiten te kijken,” meende Bennet.
“Ik hou meer van witte paarden dan van witte sneeuw.”
“Ik meen mij te herinneren dat je die sneeuw juist zo mooi vond.”
“Dat was voordat we in dit huis opgesloten zaten, onbereikbaar door diezelfde sneeuw, en in een diepvries moesten gaan plassen, terwijl om de hoek een man dood lag te zijn.”
“Wat moet hij anders doen? Toegegeven… hij kan in een zombie veranderen…”
“Ah bah.” Molly huiverde.
“En de prins?”
”Wat is er met hem?”
“Lijkt hij op mij?”
Molly grijnsde. Zijn gezicht dicht bij het hare. Een moment waarin al het andere verdween… Ze dwong zichzelf tot een bredere grijns. Nuchter blijven, Molly.
Hij lachte mee, maar er was iets in zijn ogen dat haar vertelde dat het niet alleen maar een grap was. Een bepaalde manier van kijken. Zijn gezicht dicht bij het hare…
Ze duwde die gedachte opnieuw weg, maar ze kon er niet omheen. Ze vond hem leuk. Hij had een leuke kop. Geen knappe kop, zoals de gladde mannen in de hippe tijdschriften, maar een leuke levendige kop. Bovendien had hij humor. Hij maakte iets in haar los.
Maar ze wist niet veel van hem af. En iemand had Ingmar vermoord. Dat zou nu net iets voor haar zijn, bedacht ze half spottend, half bezorgd. Verliefd worden op een moordenaar. Ze trok een grimas.
“Wat?” vroeg Bennet.
“Ik dacht ergens aan,” antwoordde Molly vaag.
“Waaraan?”
“Laat maar. Ik geloof dat ik moet plassen.”

Pages: 1 2 3 4