De opkomst

Boek Leesfragment Interview Recensies Meer

Leesfragment

Lex leunt op zijn schoffel, recht zijn rug en knippert tegen de zon. Het is begin september 1942, maar in Valthermond dienen zich de eerste tekenen van de herfst al aan. De aardappelakkers achter de boerderij van Geert Smit aan het Zuiderdiep liggen te blakeren in de nog steeds hete zomerzon. Veel boeren in dit langgerekte veendorp verbouwen aardappels en toen Lex hier pas was, heeft hij zich afgevraagd wie die aardappels allemaal moesten opeten. Maar Geert, een rustige, bonkige zestiger had gezegd: ‘Nee, mien jong, dai eerappels binnen bestemd veur de febrieken. Doar mokken ze er eerappelmeel van en dat wordt veur veul dingen in de industrie gebruukt,’ en hij had een aardappelplant uit de grond getrokken en Lex het donkerbruine, grove knolgewas laten zien. ‘Dai zallen die nait best smoaken!’ voegde hij eraan toe.
In het begin heeft Lex nauwelijks een woord verstaan van het dialect dat ze hier spreken. Drents is het niet, het lijkt meer op Gronings en het heet veenkoloniaals, heeft meester Van Klinken hem verteld. Nu, na een dikke twee jaar in Valthermond, verstaat Lex het heel aardig, maar hij weet dat vrijwel iedereen hier ook gewoon Nederlands spreekt.
De meester is het hoofd van de Gereformeerde School 49 aan het Zuiderdiep en een vriend van Geert Smit. Hij zit vaak avondenlang met Geert te praten, die vrijgezel is en zijn boerderij drijft met behulp van een los-vaste knecht uit het dorp, maar die houdt zich op het ogenblik vaak schuil, omdat hij bang is naar Duitsland te worden gedeporteerd om daar te werken. Een vrouw uit het dorp komt het huis schoonhouden, doet de was en strijkt. Koken doet Geert zelf en dat kan hij heel aardig, heeft Lex gemerkt.
‘Dit is Lex, ain neef van mie uut Amsterdam’, heeft Geert hem destijds aan meester Van Klinken voorgesteld. ‘Hij komt oans een beetje helpen.’
Meester had Lex enige tijd aandachtig aangekeken. ‘Ain neef, hè?’ had hij gezegd, ‘doar hest doe mie nooit eerder wat van verteld.’ Geert had gezwegen. Er plooide zich een trage glimlach om zijn mond. ‘Och joa’, zei hij traag. ‘Ain mins vertelt nait oaltijd alles aan ain ander.’

Pages: 1 2 3 4 5